Ik snap nog steeds niet waarom ik me thuis voel in de voetbalwereld. Telkens als ik een complex op kom rijden, voel ik een mengelmoes van zowel nieuwsgierigheid als tegenzin. Wat staat me dit keer weer te wachten?
Menig voetbalvereniging uit de regio ken ik inmiddels. Al ruim tien jaar rijd ik met mijn zoons naar wedstrijden en ruim zeven jaar ga ik mee als bestuurder naar tegenstanders van AZC 1. Elke club heeft zijn eigen karakter en uitstraling.
Het eerste wat ik doe als ik aankom is rondkijken. Dat doe ik vanuit beroepsdeformatie: ik ben altijd nieuwsgierig naar hoe een kantine, de velden en andere voorzieningen erbij liggen, wat de uitstraling is. Menigmaal heb ik inspiratie opgedaan die dan leidde tot foto’s en ideeën in de groepsapp van het bestuur.
Ik ben ook dol op sfeer proeven. Gewoon de voelsprieten opzetten en kijken wat er opkomt. Voor je het weet, beland je dan spontaan in de derde helft van een voetbalteam: bier, kantinepraat en een zangertje (al dan niet live) kennen ze overal.
Op veel plekken heb ik inmiddels herinneringen liggen. Zo ben ik bij Groen Wit bijna verdwaald, zie ik nog de rode en blauwe rook voor mij bij Robur et Velocitas en weet ik nog goed dat ik op mijn vingers werd getikt toen ik in mijn eentje naar Reutum was gereden (‘dat doe je nooit meer, Ingrid, dan rijd je met mij mee; zo ongezellig?!’).
Ik voel me lang niet overal thuis, zelfs niet overal welkom. Het voetbalspelletje is soms onderhoudend, maar net zo vaak dodelijk saai om naar te kijken. Dus waarom ik dan toch in die wereld, inmiddels ook mijn wereld, pas?
Na lang nadenken, kom ik tot de conclusie dat ik het niet uit kan leggen. Het is een gevoel dat zich niet laat beschrijven. Het is net als destijds de keuze voor de studie Zweeds: er zijn geen woorden voor, maar ik weet dat het klopt!